Verhaal van ...Frans

Hoe het begon.

Een tijd geleden heb ik bij onze Toon het idee geopperd om de website meer interactief te maken.
Hij had daar wel oren naar maar vroeg meteen of ik dan ook een idee had over hoe dat zou moeten.
Nou, dat idee had ik wel. Door mijn suikerziekte ben ik geabonneerd op het blad "diabetes" en daar staat elke maand een estafette verhaal in van een patiënt die dan verhaalt hoe hij of zij met de ziekte omgaat. De schrijver geeft elke maand het stokje door aan iemand anders en op die manier komt er een veelheid aan verhalen tot stand. En dat gaat dan lang niet altijd alleen over suikerziekte maar ook andere ervaringen van de schrijver worden aan het papier toevertrouwd.

Ziedaar, hier had ik de basis voor mijn idee, of mag ik nu niet meer van mijn idee spreken?
Maar goed, het idee stond onze Toon wel aan en hij vroeg dus meteen aan mij om de spits af te bijten. Dat wou ik graag doen want ik had al een spetterend idee over een goed verhaal. We zouden immers binnenkort naar Brazilië gaan en daar kon ik dan mooi een verhaal over schrijven inclusief met wat foto's aangekleed. Helaas, de gedachte over waar de verhalen over mogen gaan bleken dus wel erg ver uit elkaar te liggen. En nu de aankondiging op de website van een verhalen pagina een feit is, ben ik dus met mijn neus keihard op de feiten gedrukt. Alleen ben ik het daar achteraf ook wel mee eens. Blijf ik alleen achter met de kater van een mooi verhaal te hebben en het niet kwijt te kunnen. Bovendien moet ik ook nog eens zeer diep in mijn geheugen gaan graven om mijn belofte om de spits af te bijten gestand te doen. Maar goed, we gaan wat proberen en zien wel hoever we komen.....alhoewel.............vannacht lag ik hierover na te denken en kwam ik toch weer op andere gedachten. Wij, dat zijn dus Ria en ik, zijn sinds november vorig jaar ook oma en opa en dus kan ik met een gerust hart schrijven over onze belevenissen in het Amazonegebied in Brazilië. Want dat is dan ook een verhaal van een opa en oma, niet toch!!!!!!!!!


Ons geheugen.



Als ik zo voor het eerst weer terug kijk in de tijd blijkt dat ik me niet meer zo veel van vroeger weet te herinneren. Maar ben je in je gedachten terug in die tijd, dan komt er steeds meer naar boven borrelen.

Enkele jaren terug ( toen ik nog werkte ) was ik bij inkoop van de Philips Machinefabrieken in Acht.

Mijn gesprekspartner en ik hadden een goed zakelijk gesprek en na afloop vroeg hij waar ik vandaan kwam en of ik misschien de JNO had gedaan want ik kwam hem zo bekend voor. Ik vertelde dat ik inderdaad de JNO had doorlopen en vroeger op de Eckartseweg had gewoond.
Nou, dat was midden in de roos. Hij had natuurlijk ook de JNO gedaan en woonde vroeger aan het begin van de Broekseweg ( vanaf het station gezien ) . We begonnen over vroeger te praten, van voor de tijd dat het spoor hoog was. Hoe langer we met elkaar in gesprek waren hoe meer herinneringen naar boven kwamen borrelen. Een woord was soms al voldoende om weer meer herinneringen omhoog te halen en kon de ander weer aanvullen met details die hij weer wist. En voor onze ogen speelde zich als het ware een film over vroeger af.
Wat ik hiermee wil zeggen is, dat als we onze herinneringen van vroeger, die zeker niet volledig zullen zijn, bij elkaar vegen door er over te praten of te schrijven, er weer een redelijk goed beeld ontstaat van hoe het toen was. Ik vind dat wel leuk, want al heb ik wel bepaalde herinneringen over vroeger, er zijn ontzettend veel leemtes en het zou fijn zijn als die worden opgevuld.
Ik hoop dat jullie er ook zo over denken. Dan ga ik de aftrap geven door mijn vroege herinneringen die ik nu nog kan oproepen op papier te zetten en hoop dan dat jullie dan daar aanvullingen op geven en op gaan voortborduren.



Verhalen over vroeger.

  
De Eckartseweg.



Ik begin met het huis waar we zijn opgegroeid,

Eckartseweg 47H, een huis waar ik zeker altijd met plezier heb gewoond. Ook al was het in vergelijking met de tegenwoordige woningen een zeer eenvoudig huisje. Midden in een rij van acht huizen, zonder centrale verwarming, zonder badkamer, zonder 2e toilet en geen heet water uit de keukenkraan, en ga zo maar door. En waar in de winter als het vroor, net zoals op dit moment dat ik dit schrijf, de ruiten dicht zaten met ijsbloemen.
Wat overigens wel altijd een spectaculair beeld opleverde.
Uit mijn vroege herinneringen weet ik nog dat als het dan zo koud was dat er ijsbloemen op de ruiten ontstonden ons pap s'avonds door het huis dwaalde om alle kieren en gaten dicht te maken. En als we naar bed moesten werd er een extra deken over ons heen gelegd, een zogenaamde doorgestikte deken, rood aan de ene kant en groen aan de andere kant.

En dan nog lagen we soms te rillen in bed. Dan werden er nog jassen over ons heen gelegd zodat we uiteindelijk wel warm moesten worden door alles wat er op ons lag.

 Ons, is in dit geval onze Toon en ik want wij lagen samen in een tweepersoonsbed en onze Jan had dan een eigen bed op dezelfde kamer. Dikwijls kwam ons Anneke dan nog het avondgebed met ons bidden.
Tegen de muur zaten een paar prenten van engelen, ik geloof die van engel Gabriël en een van de engel Michiel. Die engelen stonden afgebeeld met grote vleugels op de rug en dan vroeg ik mijn zusje waarom dat was. Steevast kreeg ik het antwoord dat de engelen over de hele aarde konden vliegen om de mensen te helpen. Mijn vraag was dan weer of ik later ook vleugels kreeg. Dat dit beeld zo bij me is blijven hangen komt door het beeld dat ik heb van mijn zusje die samen met ons het avondgebed zegde en de weinige verlichting op onze slaapkamer. Onze pap was een echte doe het zelver en had een fietslampje op de kamer aangebracht en via een transformator aangesloten. Zo was er licht zonder dat het veel energie koste. ( Ja, zo vooruitstrevend was onze pa toen al, of was het om te besparen? ) Dat kleine lampje gaf op de kamer net voldoende licht om wat te kunnen zien en maakte dat het beeld van ons Anneke en de prenten op de muur een bepaalde sfeer uitstraalde. Soms wat vriendelijk, soms devoot maar dikwijls ook wat angstaanjagend. En ons Anneke maakte dat dan weer goed door er een kort verhaaltje bij te vertellen met natuurlijk altijd weer een goede afloop.


Gaslantaarn.

Niet alleen het huis zal altijd in mijn herinnering blijven, ook de straat waar we woonden roept veel herinneringen op. Vooral de eerste jaren toen de straatverlichting nog uit gaslampen bestond. Die hadden toch een heel andere sfeer dan de verlichting van tegenwoordig. Er brandde altijd een klein blauw waakvlammetje en als het tijd was ( er zat een klok in ) dan werd de lamp ontstoken en werd er een kousje in de lamp verhit wat dan weer ging gloeien en zo werd het weer licht in het duister.
En als zo'n kousje stuk ging dan kwam er een man van de gemeente op een fiets met een kleine trap en werd het kousje vervangen. In de winter gaven die lampen een heel sfeervol licht op de straat. Zeker als het koud was en hard sneeuwde.

 





Strenge winters.


Ik herinner me een winter dat er zoveel sneeuw was gevallen dat de sneeuw zeker een halve meter hoog lag. Nou ja, ik denk nu dat het een halve meter was, kan natuurlijk altijd een paar centimeter meer of minder zijn geweest. Maar het was wel heel apart, zo veel sneeuw er viel.

Normaal moesten we s'avonds na het eten binnenblijven maar die avond mochten we naar buiten om te gaan spelen. De hele buurt ( de kinderen natuurlijk ) was buiten aan het spelen.
Glijbanen maken, slibberen zoals we dat toen noemden. En natuurlijk grote sneeuwpoppen en echte sneeuwbal gevechten.
De volgende dag kwam er een vrachtwagen van de gemeente door de straat rijden met daarop twee mannen die al staande in de open bak met een schop zand of zout op de weg strooiden. Volgens mij hielp het niet echt veel, maar ja, veel verkeer was er toen ook nog niet. Want elke auto die in die tijd door de straat reed was een bezienswaardigheid. Trouwens al lag er geen sneeuw er was altijd wel iets spectaculairs te zien. Al was het maar ons mam die midden in de winter de was naar binnen haalde. Ons huis aan de Eckartseweg had een diepe achtertuin, wel zo'n 80 meter lang. Onze pap had over de volle lengte van die tuin een drooglijn voor de was gemaakt. En omdat in die tijd de wasmachine nog moest worden uitgevonden en een wasdroger of centrifuge al helemaal niet bestonden werd dus massaal op maandag de was gedaan.


De fotograaf van de foto's links is Victor van der Putten.

  Eerst koken, dan spoelen en eventueel bleken en stijven en dan met de hand uitwringen. Daarna de nog steeds bijna druipnatte was ophangen aan de waslijn. Ook in de winter. En met een temperatuur dik onder nul werd die was zo stijf als een plank. En als mam dan die was naar binnen haalde was het een komisch gezicht om die stijf bevroren was zo naar binnen te zien gaan.
Je moet je voorstellen dat in de huizen van toen er slechts één verwarmde kamer was en dat de meeste andere vertrekken in het huis door alle kieren en gaten bijna net zo koud waren als buiten.
Je begrijpt dan wel dat al die stijve was in de woonkamer over allerlei hulpmiddelen werd uitgehangen zodat er voor ons bijna geen plaats meer over bleef. Bovendien kwam door die langzaam ontdooiende was er een speciale geur in huis te hangen. Het zal wel daarom zijn geweest dat we op maandag altijd zuurkool met verse worst aten.


Kerstmis en de nachtmis.

 Die sneeuw in de winter, en dat waren toen toch echte winters, doet me ook nog aan iets anders denken. Het was de avond voor Kerstmis. Het had flink gesneeuwd en de bakker ( ja die, Sjefke Koolen, uit Nederwetten ) die de bestelling voor kerst moest bezorgen was nog steeds niet geweest. Ons mam maakte zich grote zorgen dat hij ons was vergeten en ze vroeg zich af hoe ze nog aan brood kon komen. Telefoon hadden wij niet, volgens mij niemand in de buurt. En op de fiets door de sneeuw naar Nederwetten ploeteren was geen vrolijk vooruitzicht, dus maar wachten. Maar uiteindelijk, laat op de avond kwam hij dan toch. Door de vele sneeuw en gladheid was de bezorger ver achter geraakt met het rondbrengen van de bestellingen. Nu dat probleem was opgelost kwam de vraag wie gaat er na de nachtmis? Ja, die nachtmis was dus in de nacht, en wel om 04.00 uur, en zoals het hoort een mis met drie heren. Nou het werd al snel duidelijk, ons mam had geen zin om midden in de nacht door de sneeuw te banjeren. Dus ons pap zou naar de nachtmis gaan om 04.00 uur en ik zou dan met hem meegaan. Ik werd midden in de nacht, zo rond drieën, uit bed gehaald en moest met onze pa mee naar de kerk. Ik had slaap, het was koud, er lag sneeuw en die mis duurde uren en uren. Er kwam gewoon geen eind aan. En toen uiteindelijk de mis was afgelopen zijn we weer door de sneeuw naar huis geploeterd. Ik kreeg toen een lekkere krentenboterham en ging lekker dicht bij de kachel zitten om wat slaap in te halen. Ja, en dan komt het. Mamaatje staat om half zeven op om naar de vroegmis van 07.00 uur te gaan en wat zegt ze..........Juist, Fransje, jongen, je bent nu toch op, ga jij maar fijn met mij mee naar de kerk. En dus was ik weer op weg naar de kerk, nu met ons mam. Nou ja, na afloop kregen we eindelijk ons kerstontbijt. Veel plezier beleefde ik daar ook niet aan want ik wou slapen.

Meestal zat ons pa dan dicht bij de kachel die hoog opgestookt werd in een gemakkelijke leunstoel lekker achterover te slapen. De schuifdeuren naar de voorkamer waren dicht om de kou zoveel mogelijk weg te houden. Dicht bij de kachel (ik moet eigenlijk haard zeggen ) was het dan lekker heet, maar de rest van de kamer had wel wat bijverwarming kunnen gebruiken. Maar helaas die was er niet. Wel werd dan dikwijls de kachel in de keuken aangemaakt, dat was zo'n kachel die tevens als fornuis diende, met grote kook -oppervlakten. Ja en dan werd het wel wat behaaglijker in huis. Rond het middaguur gingen we dan aan tafel voor het kerstdiner, ja ja minstens drie gangen, soep, aardappelen en pudding toe. Daarna was het dan de beurt aan meester G.B.J. Hilterman die via de radio, commentaar op de gebeurtenissen in de wereld gaf en waar ons pap altijd naar wou luisteren, dus stil zijn hoor. En halverwege het commentaar, vertrok papaatje naar het dromenland. En zo tegen de klok van half drie werden de jassen weer aangetrokken want we moesten dan zo nodig nog even naar het lof. Na het lof gingen we dan even bij oma en opa Hurkmans langs en bij tante Cor en ome Harrie en onze nichtjes die bij oma en opa woonde. Nou zo ging de eerste Kerstdag voorbij en de tweede was een herhaling alleen dan gingen we meestal in de middag naar de boerderij in Nederwetten, naar oma en opa Sanders. Daar was het natuurlijk ook feest met alle neven en nichten die op bezoek waren bij oma en opa. Dat feest was dan niet de drank en gebak die er niet waren maar het dollen met de neven en nichten door alle verborgen uithoeken van de boerderij. Ik genoot daar van. Maar daar in een latere episode meer over.


Schaatsplezier.

Ja, en als we het dan toch nog over de winter hebben, en we er nu zelf weer opnieuw midden inzitten, vroeger waren het echte winters. Ik kan me zelfs herinneren dat de dommel in de winter was overstroomd en er zelfs op de dommel ijs lag. Het was toen zo koud dat we van school ijsvrij kregen. Jawel, ijsvrij, dat we tegenwoordig niet meer kennen.


Mijn vrienden gingen dan schaatsen op allerlei plassen en sloten, maar ik had geen schaatsen, dus voor mij was het alleen maar kijken en een beetje slibberen op het ijs. Onze Jan had wel schaatsen, botjes geloof ik dat ze heette, van die Friese doorlopers die met een koord onder je schoenen moest vastbinden en die dan na een paar minuten al weer los zaten. Maar ja, die kreeg ik niet van onze Jan. Hij had ze in een zwart houten, met een groot hangslot afgesloten, kist zitten die op zolder stond. Toen we die week nog een keer opnieuw ijsvrij kregen en onze Jan zelf niet ging schaatsen heb ik toch nog eens goed naar die kist gekeken.


Dat slot was echt een probleem, degelijk en niet open te krijgen.

Maar..........de scharnieren aan de achterkant, dat was een ander verhaal. Hamertje, wat ik van pa had gekregen erbij ( ik begon toen al doe-het-zelf activiteiten te ontplooien ) en een dikke spijker en de scharnieren waren in no time los. En ik dus met de schaatsen naar de IJzeren Vrouw waar op dat moment volop geschaatst werd. Later die dag heb ik de schaatsen natuurlijk keurig terug gelegd en de kist weer goed gesloten maar op de een of andere manier heeft onze Jan toch gemerkt dat ik zijn schaatsen had gebruikt. Dus bonje s'avonds.




Karpendonkseplassen.

Die IJzeren Vrouw daar wil ik nog wel wat over kwijt, en dan meteen ook maar een uitstapje maken naar de zomers van toen want die mochten er ook wezen. De IJzeren Vrouw werd in die tijd door ons zo genoemd omdat die deel uitmaakt van een groep van plassen die bestond uit het  zwembad de IJzeren Man ( dat vandaag de dag nog steeds bestaat ), de IJzeren Vrouw en IJzeren Kind zijn nu nog aanwezig maar dan onder de naam van:
Karpendonkseplassen.
Welnu, een zomer, het zal 1948 of 1949 zijn geweest, was weken lang zo heet dat de mussen bij wijze van spreken van het dak vielen. Nou was het geen optie om naar het zwembad te gaan ( de IJzeren Man dus ), want ik kon niet zwemmen, en we kregen ook geen geld voor de entree van de IJzeren Man. De kinderen uit de buurt waren allemaal weg, zwemmen of weet ik veel waar naar toe. Ik was dus alleen. Ons Anneke zei toen ineens tegen me dat ze ging zwemmen en dat ik mee mocht. We zijn toen, ik bij ons Anneke achter op de fiets gezeten, naar de IJzeren Vrouw gegaan waar we lekker hebben gebadderd. Het was heerlijk om daar zo samen met mijn zusje in dat grote water rond te spatten.

Natuurlijk waren er meer mensen en dat maakte het ook gezellig. Ik zal die dag dan ook nooit vergeten en blijft het beeld in gedachten steeds weer opnieuw zien. Trouwens die zomers waren toen dikwijls echt lang en heet. En het kon dan ook vreselijk onweren. De ene bliksemstraal na de andere en keiharde knallen. Voor dat het weer eens vreselijk te keer ging bewaarde ons mam altijd een flesje met wijwater. Dan ging ons pap of mam met een palmtak en wijwater het huis door om alles te zegenen. En als het dan echt te erg werd, en iedereen met bleke neuzen zat te kijken dan dirigeerde ons pap ons allemaal naar de kelder waar we het einde van het onweer moesten afwachten.
Die  kelder, dat was niet echt een kelder maar een ruimte onder de trap naar boven die enigszins was uitgediept. Met een paar treetjes ging je naar beneden en dan stond je onder de trap. Nou daar moesten we dan wachten en bidden tot het onweer was afgelopen.
Of het zegenen van het huis echt iets heeft uitgehaald weet ik niet. Feit is dat er nooit bliksem in ons huis is ingeslagen.


Fotograaf Henny de Groot


Boerderij.

Stukje terug verhaalde ik over de belevenissen op de boerderij van onze oma en opa in Nederwetten. Wij, ikzelf zeker te weten, hebben daar een heerlijke tijd beleefd. Vooral als er meerdere neven en of nichten waren. Dan hadden we dikwijls de grootste lol samen. Ik herinner me een keer  in de zomer dat ik samen met een neefje, vergeef me maar ik weet niet meer wie, een pijl en boog hadden gemaakt. Zo gewapend gingen we op jacht in de weilanden achter de boerderij. Plotseling zagen we een grote reiger. Voorzichtig slopen we er op af en toen we te dicht bij kwamen en de reiger wegvloog grepen we allebei een pijl en legde bliksemsnel onze boog aan. Maar helaas, of de reiger was te snel voor ons of onze bogen niet toereikend, we misten jammerlijk ( gelukkig maar ). Later heb ik nog eens een schot gewaagd maar daarover zo dadelijk meer. Ik had in die tijd kennelijk nogal laten blijken dat ik behoorlijk ondernemend was. Of was ik nieuwsgierig? In elk geval op de boerderij van oma en opa was een echt geweer. En omdat een jongen nou eenmaal een jongen is, wil die dat geweer wel eens zien. Maar dat mocht ik niet. Het was veilig opgeborgen en ik mocht niet weten waar. Dus je begrijpt het al, mijn onbedwingbare lust om te ondernemen, in dit geval het geweer te vinden, deed mij de boerderij in alle hoeken en gaten doorzoeken. Daardoor kreeg ik al snel de naam nieuwsgierig te zijn. Ik hoorde oma eens tegen mijn vader zeggen, jullie Frans is zo nieuwsgierig als wat, hij kijkt in alle kastjes en in alle hoeken. Maar ja, zeg nou zelf, ik wou alleen maar dat geweer zien. Nou ja, misschien ook even vasthouden. In elk geval, het kon niet uitblijven, in het bakhuis, een bijgebouw, stond een grote houten trog, afgesloten. Jawel.......jullie kennen zeker de afloop al. Openmaken was een koud kunstje en daar lag het geweer in volle glorie naar mij te lonken. Maar ja, oma was toch ook slim want ze had ome Theo achter me aangestuurd. Die heeft toen het geweer weggepakt en opgeborgen waar ik het nooit meer heb kunnen vinden. Dacht hij natuurlijk, het lag gewoon op zolder en door allerlei spookverhaaltjes te vertellen hoopte ome Theo dat ik van de zolder zou wegblijven. Heb ik ook gedaan hoor, maar niet omdat ik bang was, oh nee.

Ome Theo en ik waren goede maatjes. Als er wat te vieren was en er cognac op de tafel kwam dan kreeg ik steevast een lepeltje suiker uit de cognac. Trouwens dat kregen de andere neven en nichten ook wel. Maar hij liet me ook wel eens op het paard rijden. Toen was er nog geen tractor.
Alles werd gedaan met paard en wagen. Ik logeerde eens in de zomer op de boerderij om met de oogst te helpen. Dikwijls waren dan ook andere ooms en tantes aanwezig, zoals tante Ant en tante Ciska die dan de fruitoogst verwerkte tot stapels potten appelmoes. Zo'n dag op de boerderij begon vreselijk vroeg in de ochtend, wel om 04.00 uur. De mannen gingen dan naar het land om te oogsten en de vrouwen werkten op de boerderij. s'Avonds werd er dan als avondeten een dikke struif opgediend. Struif is een dikke pannenkoek op z'n Brabants klaar gemaakt. En oma maakte meestal een dikke struif met vet spek erin. Smullen maar.  Op een keer mocht ik van ome Theo het paard mennen, terwijl ik alleen op de bok van de wagen zat. Dat ging een hele tijd goed totdat dat paard ineens richting dommel kuierde. Wat ik ook probeerde, het paard ging recht op het water af. Toen heb ik wel even in m'n rats gezeten. Maar ik zal nooit het gezicht van ome Theo vergeten die grijnzend vroeg of ik echt bang was geweest. Later die week heb ik samen met ome Theo het koren gemaaid met een maaimachine getrokken door het paard. Ik mende dan het paard en ome Theo stak dan steeds met de stok de korenschoven bijeen. Weer later leerde hij mij hoe ik een korenschoof moest binden. Dat was leuk werk. Tot je later thuis komt en je armen vuurrood waren en brandde van al dat harde stro dat je over je blote armen hebt gehad.  Op de boerderij had iedereen lol. Wij jongeren, maar zeker ook de ouderen. Ome Tiny, ome Frits, ome Marinus, ome Bertus en vooral ook ome Cor, als die gasten bij elkaar waren kon je er donder op zeggen dat er wat te beleven viel. En als er dan een feest was dan zongen ze altijd minstens een paar keer per avond een liedje over een zekere Hanneke dat nog eens moest inschenken. misschien heb ik de naam Hanneke wel niet helemaal goed maar ik kan de wijs nou nog neuriën, maar ja, daar hebben jullie niks aan. Of ik zou er een muziek fragment moeten bijdoen. Misschien dat jullie dan weten welk liedje ik bedoel.


Buks.

Dat gedoe met dat geweer eerder en die pijl en boog heeft toch nog een vervolg gekregen. Mijn interesse voor wapens is nooit afdoende bevredigd en dus ben ik altijd alert gebleven zo gauw ik iets zag wat op een wapen leek. Toen dus op een gegeven moment ook bij ons in huis een luchtbuks aanwezig was had die natuurlijk mijn volledige aandacht.
Maar ja, zoals al eerder ondervonden werd ik kennelijk toch niet vertrouwd met een wapen in mijn handen. 
Dus onze pa gaf ons wel het voorbeeld hoe je moest schieten, pa was scherpschutter in het leger geweest, maar we mochten niet zelf met de buks aan de slag. Nu heb ik me nooit laten tegenhouden, dus nu ook niet.
Op een goede dag in de zomer, iedereen was weg, zocht ik de buks met een paar kogeltjes en ging vanuit de slaapkamerraam wat schieten.
Opeens zag ik een mus op het dak tegenover me zitten. Ik richtte, schoot en tot mijn stomme verbazing zag ik de mus achterover slaan en toen zo dood als een pier naar beneden rollen. Ik schrok me een hoedje. Dit was achteraf niet wat ik had gewild. Geen weerloos dier neerschieten. Tot op de dag van vandaag zie ik die mus nog over het dak naar beneden tuimelen. Ik heb me toen vanaf dat moment voorgenomen om nooit meer op een levend wezen te schieten. Ik weet niet van wie die luchtbuks was, onze pa of van onze Jan, Maar ik heb hem teruggelegd en nooit meer gezien.



(Even voor alle duidelijkheid: de buks was van je jongste broertje en je hebt hem nog vele malen in je handen gehouden.)


Kwajongens streek.

Nee, dan ging ik liever met mijn vrienden uit de buurt spelen in de "bimt" zoals wij de beemd noemden. Er waren daar volop weilanden waar je heerlijk kon ravotten, bossen waar je spoor-zoekertje kon spelen, of kamperen, of hutten bouwen. Ook werd er regelmatig op weilanden tegen een balletje getrapt. Daar was niks mis mee dachten we zo, maar de politie dacht er anders over. Wij hadden in de buurt toen nog een soort veldwachter, een politieagent die uitsluitend in onze buurt patrouille liep of fietste. Zijn bijnaam was Lange Sjaak. Als hij zag dat we aan het voetballen waren dan kwam hij prompt op ons af en pakte dan de bal af, die we dan nooit meer terug zagen. Dat hebben we hem wel afgeleerd. Op een dag hadden we weer een partijtje opgezet en jawel we zagen hem al van verre aankomen. Een paar van ons verstopten zich in de omringende sloten en de rest ging al ballend richting een bos waar je alleen te voet door kon. Nou, Lange Sjaak dus ook, nadat hij zijn fiets op de grond had gegooid achter de jongens aan het bos in. Toen het hele stelletje goed en wel in het bos was verdwenen hebben wij, de achterblijvers, de fiets van Lange Sjaak onderhanden genomen. Eerst zijn fiets op slot gezet en het sleuteltje weggegooid en toen zijn hele fiets onder de  koeienstront gesmeerd.
We hebben daarna nooit meer last gehad van Lange Sjaak.


Einde van de "Bimt".

Door de Polvokampen die in die tijd haast beroemd waren ( Polvo, een afkorting van Politie en Voortrekkers die kinderen uit Eindhoven en omgeving een weekje kamperen bezorgden ) werd ik samen met nog anderen uit de buurt lid van de jeugdbeweging Jong Nederland. We leerden daar veel, zoals eieren koken zonder water, ja echt waar, touw knopen zoals de platte knoop, maar ook hoe je zonder boot toch over de dommel; kon komen, we hadden daar samen heel veel plezier.
Hoogtepunt was elk jaar weer opnieuw het zomerkamp, dat altijd ergens anders werd gehouden.
In 1956 was ons zomerkamp in de Drunense duinen. Een heerlijk stuk natuur waar je, toen tenminste, uren kon dwalen door bos en duin.

Zo'n zomerkamp was voor de kleinere kinderen en voor de grote jongens. En soms waren er ook meisjes kampen bij. Dat jaar in de Drunense duinen was het ook gemengd. De leidsters waren niet flauw en deden goed mee. Maar de meisjes uit de jongste groep waren toch vooral bezig met andere dingen dan wij jongens. Al met al, toen de zaterdag van vertrek was aangebroken, hebben we het kamp afgebroken, de tenten en dergelijke verzameld op de centrale plek waar ze door een vrachtauto zouden worden opgehaald. De persoonlijke spullen, kleren in een plunjezak voor een of twee weken, werden goed op de fiets vastgebonden en na iedereen afscheid te hebben genomen met de belofte om te schrijven en zo, zijn we richting Eindhoven gaan fietsen. Prachtig weer, zeer warm, dus we kwamen goed moe en nat van het zweet op de Eckartseweg aan. Wat we toen te zien kregen zal ik nooit meer vergeten. Achter ons huis hadden we de Beemd, "de Bimt", zoals al eerder verteld. Vanaf ons huis zover als we konden kijken alleen maar weilanden en bossen. Een groot speelterrein, zomer en winter....
Welnu, toen we die zaterdag in 1956 terugkwamen van het zomerkamp, stonden er achter in de bimt honderden tractoren en bulldozers. Zoveel dat ik ze niet geteld kon krijgen. Niemand wist wat er ging gebeuren maar enkele dagen later werd dat alras duidelijk. Die vervaarlijker monsters gingen de dommelvallei, dat was het stuk achter in de bimt tegen de dommel aan, ophogen en klaarmaken voor bebouwing.

 Ook richting Eindhoven, zo tegen het spoor aan, begonnen ze te werken. Later bleek dat daar de Technische Universiteit kwam te staan.
In de jaren hierna werd onze "Bimt" verbouwd tot een grote nieuwe wijk woonhuizen. Nog later zijn onze pa en ma ook verhuist naar de Pygmalionlaan, die in die nieuwe wijk lag, slechts een steenworp afstand van waar we eerst hadden gewoond. Het was spannend om naar een andere woning te gaan maar ik ben toch ook zeker een paar keer met heimwee naar de Eckartseweg gegaan om het vertrouwde gevoel nog eens te krijgen. Maar die tijd van vroeger komt niet meer terug. En we moeten vooruit kijken, niet achterom.
Op naar een mooie toekomst voor ons allen.............


Estafette.

  Zo, ik denk dat deze aftrap voldoende stof geeft om over na te denken. Natuurlijk is er nog veel meer door mij te verhalen maar ik wil niet iedereen het gras voor de voeten wegmaaien en wil het stokje dan ook graag overdragen aan mijn zusje Greet.
Dat ik haar heb uitgekozen voor de volgende etappe is omdat zij de oudste is uit ons gezin en ik verwacht dat ze veel kan vertellen over wat wij niet weten of weer vergeten zijn.

Ik hoop dat iedere bezoeker/lezer van deze pagina veel plezier heeft aan het lezen van alle plezier wat ik als kind heb meegemaakt. Voor nu, iedereen gegroet,

Frans.


Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.